Internationale studie waarschuwt voor de onderschatting van het probleem van boiler room fraude

Recentelijk is mede op verzoek van het Institute of Fraud Auditors (IFA) Belgium een zeer lezenswaardige studie verschenen over het grens-overschrijdende beleggingsfraudefenomeen, dat in de literatuur bekend staat als ‘boiler room fraude’. Een preview van deze Engelstalige studie kan als e-book gratis gedownload worden vanaf de website: ‘https://www.boilerroomfraud.be’.

De Nederlandse auteur Frans Roest, lid van het IFA, is niet aan zijn proefstuk toe wat betreft het schrijven van boeken over beleggingsfraude. In 2009 verscheen van zijn hand, met medewerking van mr. drs. Rogier Stijnen, het boek “Beleggen in gebakken lucht. Herkennen, bestrijden en voorkomen van fraude met beleggingsproducten.” In dat boek is reeds een hoofdstuk gewijd aan het onderwerp ‘boiler room fraude’ en ‘recovery fraud’ ook wel bekend als ‘recovery fraud second phase’.

Aangezien het onderwerp in de literatuur onderbelicht is gebleven heeft Roest de afgelopen jaren dit onderwerp nader bestudeerd, wat geresulteerd heeft in dit e-book.

In zijn studie wijst Roest er op dat criminele organisaties zich ook hebben toegelegd op de lucratieve FOREX en Binaire optie handel, waarbij investeerders worden opgelicht, en waarbij boiler room achtige technieken worden toegepast.

De studie is in de Engelse taal verschenen, omdat het verschijnsel van georganiseerde boiler room fraude zich wereldwijd voordoet en een enorme impact kan hebben op gedupeerden.

Roest toont in zijn studie o.a. aan, dat boiler room organisaties bewust kiezen voor een internationale inbedding van de criminele organisatie, waardoor nationale opsporingsinstanties, niet happig zijn, dit soort langdurige en complexe fraudeonderzoeken op te pakken. Meerdere woordvoerders van politie en Openbaar Ministerie bevestigen dit.

Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat politie en justitie al jarenlang te kampen hebben met capaciteitsgebrek.

In het recentelijk op 8 oktober 2017 gehouden congres “Misdaad zonder bloed”, werd door diverse sprekers waaronder Stef Blok, minister van Veiligheid en Justitie en Pieter-Jaap Aalbersberg benadrukt dat vanwege capaciteitsproblemen niet alle fraudes kunnen worden opgepakt. Zij tonen zich voorstander van een verbreding en verdieping van de publiek-private samenwerking om fraude beter te kunnen aanpakken. Het ministerie van V&J ondersteunt een proeftuin met de bedoeling te komen tot een betere gegevensuitwisseling tussen publieke en private partijen en tussen private partijen onderling.

II. RISICO’S DIE OPDUIKEN BIJ ACHTERWEGE BLIJVEN VAN VOLDOENDE NIVEAU VAN STRAFRECHTELIJKE HANDHAVING

1e Afnemend vertrouwen in de financiële markten en overheid

Het vertrouwen in de overheid en in de financiële markten zal verder afnemen, als onderzoeken naar beleggingsfraude en boiler room fraude in het bijzonder, niet krachtdadiger worden opgepakt.

2e Afnemend vertrouwen in daadkracht Openbaar Ministerie en justitie

“De capaciteit bij politie en OM is inmiddels op een dusdanig laag niveau gekomen dat de burger het vertrouwen in de rechtshandhaving dreigt te verliezen en criminelen handelen alsof ze niet meer gepakt kunnen worden.”

Vanwege het internationale karakter van boiler room fraudes en de in verhouding tot het aantal gedupeerden geringe inzet van opsporingscapaciteit, ziet Roest dat vanuit de gedupeerde beleggers niettemin de behoefte bestaat dat er onderzoek wordt verricht naar de criminelen die hen van hun geld hebben beroofd. In dit verband richten groepen van gedupeerden zelf belangengroepen op, dan wel wenden zij zich tot professionele private organisaties, die met gebruik van privédetectives en ‘fraud auditors’, tegen betaling onderzoek verrichten naar de criminele geldstromen, van (top)fraudeurs en ‘facilitators’ betrokken bij de boiler rooms. Inzicht in het verloop van de bankrekeningen waarop de gedupeerden hun geld hebben gestort (veelal een bankrekening in het buitenland) is daarbij onontbeerlijk.

3e Gevaar ontstaan van private justice

Roest ziet dan ook wereldwijd private professionele onderzoeksbureau’s in het gat springen, dat de overheid, laat liggen. Waardoor een vorm van ‘private justice’ ontstaat. Daarbij komt dat deze organisaties, op verzoek van gedupeerde cliënten opgespoorde fraudeurs en facilitators onder druk kunnen zetten, om de groep cliënten die ze vertegenwoordigen schadeloos te stellen, omdat ze anders het onderzoeksrapport zullen overhandigen aan het Openbaar Ministerie.

4e Gevaar ontstaan van eigenrichting

Bij het achterblijven van een voldoende niveau van strafrechtelijk interventie ziet Roest het ontstaan van gevaar van eigenrichting bij (familieleden van) gedupeerden die uit wraakgevoelens handelen van vanwege familieleden die zelfmoord hebben gepleegd en/of grote financiële verliezen hebben geleden en dit niet kunnen verteren. Tot nu toe hebben, voor zover Roest bekend, voorbeelden van eigenrichting alleen plaatsgevonden jegens Ponzi-zwendelaars, omdat dit type van zwendelaars onder hun eigen naam opereren en de gedupeerde investeerders veelal persoonlijk kennen.

III AANBEVELINGEN IN DE STRIJD TEGEN BOILER ROOMS

In hoofdstuk 9 van de studie worden aanbevelingen gedaan in de strijd tegen boiler room organisaties.

1e Neem boiler room fraude serieus

Allereerst dient boiler room fraude, gelet op de omvang van het probleem serieus benaderd te worden, omdat achter elk incidenteel gemeld voorval een veelvoud van niet gerapporteerde meldingen schuilgaan.

2e Inrichten van een centraal meldpunt van fraudesignalen

Het wordt aanbevolen een centraal digitaal informatiepunt in te richten waar gecheckte informatie uit betrouwbare bron wordt opgenomen met betrekking tot namen van websites, brokers, adresgegevens, telefoonnummers, bankrekeningen en andere relevante informatie, waardoor het mogelijk wordt middels ‘big data analyse’ sneller patronen te ontdekken en gecoördineerde actie ondernomen kan worden. In Engeland bijvoorbeeld vormt Action Fraud het centrale digitale meldpunt voor internetfraude. Gedupeerden kunnen digitaal een fraudemelding doen, waarna alle fraudemeldingen digitaal worden doorgezet naar het NFIB, een onderdeel van de Londense politie. Een bijkomend voordeel is dat slachtoffers tevens een politiereferentienummer ontvangen.  

3e Waarschuwingslijsten dienen Internationaal beter op elkaar afgestemd te worden.

De waarschuwingslijsten tegen frauduleuze aandelenhandelaren ‘brokers’ en de websites waarvan boiler room organisaties gebruik maken, dienen wereldwijd o.a. door de organisatie IOSCO beter op elkaar afgestemd te worden. Een betere en meer actuele afstemming kan bereikt worden door aansturing vanuit een centraal punt te laten plaatsvinden.

4e Toezichthouders dienen harde bevindingen sneller te delen met opsporingsinstanties.

Het wordt aanbevolen dat nationale toezichthouders over de grenzen heen beter samenwerken en hun bevindingen sneller delen met opsporingsautoriteiten, en/of centrale meldpunten, omdat gebleken is dat het opleggen van administratieve sancties aan buitenlandse financiële dienstverleners zonder vergunning, weinig zinvol is, omdat professionele boiler room organisaties op elk moment de stekker uit de telefooncentrale kunnen trekken en de website uit de lucht kunnen halen.

Voorts blijft het verbazingwekkend dat malafide aandelenhandelaren die niet beschikken over de vereiste vergunningen en met hun bedrijfsnaam wereldwijd op diverse nationale waarschuwingslijsten voorkomen, er niettemin in slagen via website, e-mailverkeer, telefoonverkeer en bankrekeningen aan het internationale zakelijke verkeer deel te nemen, alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Middels nog vast te stellen disruptiestrategieën dienen websites te worden gemonitord en uit de lucht te worden gehaald. Ditzelfde geldt voor gekende bankrekeningen waarop gelden van gedupeerden worden gestort.

5e Ontwikkelen van disruptieve overheidsstrategie t.a.v. boiler room fraude door ESMA en IOSCO

Aansluitend hierop zou een disruptieve overheidsstrategie ontwikkeld moeten worden gebaseerd op internationale richtlijnen, waarin aangegeven wordt hoe websites uit de lucht gehaald kunnen worden, telefoonnummers kunnen worden afgesloten en bankrekeningen kunnen worden geblokkeerd. Alleen dan kan er sprake zijn van een voldoende hoog niveau en effectieve manier van toezichthouden en handhaving. Zowel ESMA op Europees niveau als IOSCO op wereldniveau hebben de mogelijkheden een rol te spelen in het uitrollen van een eenduidige strategie gericht op disruptie van boiler room activiteiten.

6e Uitbouw van internationale expertisecentra gericht op opsporen van (boiler room)fraudeurs

Voorts beveelt Roest de uitbouw aan van internationale organisaties zoals Europol aan met het oog op het opbouwen van expertisecentra en samenwerkingsverbanden die mede actief kunnen zijn in het ontmantelen van internationale boiler room organisaties, het opsporen van fraudeurs en het traceren van door oplichting verkregen gelden.

Voor wat de opbouw betreft van expertise kan bijvoorbeeld ook een rol weggelegd zijn voor de International Mass Marketing Fraud Working Group (IMMFWG) en Europol.

Roest is voorts de mening toegedaan dat met name binnen de EU de inter-nationale gegevensuitwisseling tussen opsporings- en justitiële instanties versoepeld zou kunnen worden.

7e Het Openbaar Ministerie moet civiele claims tegen fraudeurs faciliteren met onderzoeksdaden gericht op het opsporen en veiligstellen van crimineel vermogen t.b.v. van de gedupeerden

Het voegen van benadeelde partijstelling binnen het straf(proces)recht is in Nederland afdoende geregeld, wat echter met alle slachtoffers die in de kou blijven staan, waarbij besloten wordt geen strafzaak te starten, wegens gebrek aan opsporings- en vervolgingscapaciteit of aanknopingspunten?

Omdat het openbaar ministerie in diverse landen alleen al van wege capaciteitsgebrek en grensoverschrijdende karakter van boilerroomfraude niet in staat is de vele signalen over boiler room organisaties te onderzoeken, ligt het voor de hand dat professionele private initiatieven die zich bezig houden met het traceren van criminele gelden, in het gat springen dat de overheid laat vallen.

In zijn boek pleit Roest er voor dat het Openbaar Ministerie, in die gevallen waarin aangifte is gedaan van een omvangrijke horizontale fraude en waarbij het Openbaar Ministerie niet de capaciteit heeft om een breed- en diepgaand (inter)nationaal langdurig onderzoek op te starten en aan te sturen, niettemin kiest voor een beperkte inzet van opsporingscapaciteit en inzet van beperkte strafvorderlijke dwangmiddelen ten behoeve van het onderzoek naar de weggesluisde criminele gelden, waardoor het mogelijk wordt de harde toetsbare informatie verkregen uit deze dwangmiddelen rechtmatig te kunnen overdragen aan private partijen t.b. v. het verrichten van private opsporing en de inbreng in civiele procedures.

Het opsporen van crimineel geld t.b.v. van de staat of ten behoeve van slachtoffers is een legitiem strafvorderlijk doel. Aangezien in de Nederlandse wetgeving speciale wettelijke voorzieningen zijn getroffen ten behoeve van slachtoffers, zoals de civiele partijstelling, de schadevergoedingsmaatregel als ook het leggen van conservatoir beslag t.b.v. slachtoffers.

Het Strafrechtelijk Financieel Onderzoek (SFO) biedt in Nederland volgens Roest eveneens een voldoende wettelijke basis voor het verrichten van financieel onderzoek naar het wederrechtelijk verkregen voordeel en het vermogen van criminelen. De strafbare feiten van de vijfde geldcategorie die hierbij in beeld komen zijn veelal valsheid in geschrifte, verduistering, oplichting en witwassen.

Ook de uitkomsten van dit beperkte opsporingsonderzoek naar weggesluisd fraudegeld zouden door het Openbaar Ministerie in de vorm van processen-verbaal tijdig gedeeld kunnen worden met professionele vertegenwoordigers van civiele partijen, waarvan vast staat dat zij civiele procedures zijn gestart en/of aanstalte maken om die te starten ten behoeve van organisaties van gedupeerden met het oog op civiele schadevergoedingsacties in binnen- en buitenland. Denk hierbij aan stichtingen en verenigingen van gedupeerden en aan de curatoren van gefailleerde ondernemingen die opkomen voor de belangen van de schuldeisers in het faillissement.

In concreto kan bij de inzet van strafvorderlijke dwangmiddelen gedacht worden aan het opvragen van bankrekeninginformatie van die bankrekeningen waarnaar de gedupeerde investeerders hun gelden hebben overgeboekt en waarop nagegaan kan worden naar welke bankrekeningen deze gelden vervolgens zijn overgeboekt.

De uitkomsten van de door het Openbaar Ministerie verstrekte informatie kan door de raadslieden van de gedupeerden vervolgens gebruikt worden in lopende civiele schadevergoedingsacties uit hoofde van onrechtmatige daad.

Ook kan de verkregen bankinformatie input vormen voor verdere private “follow the money” onderzoeken in het verre buitenland op verzoek van de raadslieden van de gedupeerden. Die onderzoeken kunnen betrekking hebben op het blootleggen van verdere geldstromen en bezittingen van de criminelen in het buitenland met het oog op civiele beslaglegging.

Het strafrechtelijk opgestart onderzoek tegen bekende en/of nog onbekende daders, waarvan de sporen in Nederland dood lopen, kan vervolgens na herziene prioritering wegens gebrek aan capaciteit en/of onderzoeksbelang omdat de verdachten bijvoorbeeld allemaal in het buitenland wonen, in afwachting van terugkoppeling van private opsporingsinformatie van de zijde van de raadslieden van gedupeerden, op een laag pitje worden voortgezet in afwachting van nieuwe ontwikkelingen.

Het is goed denkbaar dat informatie teruggekoppeld vanuit civiele rechtszaken en/of vanuit forensisch financieel onderzoek verricht in het buitenland opnieuw zuurstof kan geven aan het slapend strafrechtelijk (financieel) onderzoek in Nederland.

Wat Roest betreft zou het OM op basis van de civiele partijen verkregen info rechtshulpverzoeken kunnen uitsturen naar het buitenland en de verkregen informatie (mits er geen geheimhoudingsclausule) op rust, wederom ter beschikking kunnen stellen aan de civiele partijen van gedupeerden, voor zover het Nederlands opsporingsonderzoek daardoor niet wordt geschaad.

Tussentijdse conclusie

Er van uitgaande dat er in Nederland een gebrek is aan opsporings- en vervolgingscapaciteit, en de rechtsstaat onder druk komt te staan, doordat criminelen de dans ontspringen, dient er uitgekeken te worden naar alternatieven vormen van rechtshandhaving en rechtsherstel.

Het moet mogelijk zijn dat professionele private partijen die opkomen voor belangen van gedupeerden van fraude, na een goed onderbouwde aangifte vanuit het OM beperkt worden gefaciliteerd met de inzet van strafvorderlijke dwangmiddelen. Waarbij vervolgens die informatie verkregen uit de toepassing van de dwangmiddelen ter beschikking wordt gesteld aan de raadslieden van civiele partijen die civielrechtelijk procedures voeren tegen de criminelen en hun facilitators in binnen- en buitenland.

De selectieve ondersteuning vanuit de opsporing en OM – verdient na afweging van alle belangen - de voorkeur boven stilzitten en helemaal niets doen.

Door slechts in beperkte mate opsporingscapaciteit in te zetten zijn meerdere partijen gebaat, het openbaar ministerie en de opsporingsdiensten kunnen de schaarse capaciteit veel gerichter inzetten op andere vormen van criminaliteit en professionele belangenorganisaties van gedupeerden kunnen slagvaardiger optreden in civiele procedures.

Een snelle terugkoppeling van betrouwbare intelligence, informatie vanuit de private opsporing, naar de opsporingsdiensten zou ook op haar beurt kunnen bijdragen aan een betere informatiepositie van de opsporingsdiensten en een stimulans kunnen geven aan strafrechtelijke onderzoek met eventueel uitzicht op de aanhouding van verdachten.

Op voorhand reeds roepen dat het optreden van het Openbaar Ministerie moet worden gekwalificeerd als ‘detournement de pouvoir’, omdat opsporings-bevoegdheden louter zouden worden ingezet voor civiele schade-vergoedingsactie, is niet meer van deze tijd.

Criminelen zouden niet mogen profiteren van capaciteitsgebrek bij de opsporingsdiensten, het openbaar ministerie en de rechterlijke macht. De Nederlandse rechtsstaat dient overeind gehouden te worden of dit nu gebeurt door louter het strafrecht of dat criminelen worden aangepakt in een combinatie van strafrecht, civiel recht en/of bestuursrecht is daarbij minder van belang.

“De aanpak van ondermijning is complex. Daarom werken wij nauw samen met partners want met alleen strafrecht kom je er niet. Met de inzet van strafrecht moet je wel fout gedrag normeren en markeren, dat blijft onverkort belangrijk. Maar soms is het effectiever als bijvoorbeeld de gemeente een vergunning intrekt, een integrale aanpak dus met combinatie van interventies. Gezamenlijke daadkracht en volharding in de aanpak is cruciaal.”

Aldus mr. Gerrit van der Burg, voorzitter is van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie in Nederland. http:// www.mr-online.nl/mr-week-gerrit-burg/, 23 oktober 2017.

Het gaat er om dat de overheid haar rechtsmacht laat gelden en dat de overheid in het algemeen en het Openbaar Ministerie haar interventiestrategie aanpast opdat in samenwerking met andere partijen zoveel mogelijk fraude wordt voorkomen en wederrechtelijk verkregen voordeel wordt ontnomen van frauderende criminelen.

“Het gaat om keuzes. Met beperkte middelen zo veel mogelijk doen.”

Aldus mr. Gerrit van der Burg, voorzitter is van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie in Nederland in het Algemeen Dagblad, 16 september 2017.

Als een misstand in de maatschappij, zoals een grote fraudezaak wel betiteld kan worden, niet kan worden uitgerechercheerd via politionele opsporing, dan dient professionele private opsporing een kans te krijgen om die opsporing in een concreet onderzoek ter hand te nemen en dient het Openbaar Ministerie dit onderzoek waar mogelijk te faciliteren. De rechtstaat is met deze insteek gediend.

8. Meer aandacht voor slachtoffers

Volgens Roest is de positie van het slachtoffer de laatste 10 jaar binnen het strafproces aanzienlijk versterkt. Gedupeerden kunnen zich benadeelde partij stellen in het strafproces en de schadevergoedingsmaatregel en het conservatoire beslag ten behoeve van slachtoffers zijn respectievelijk in het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering geïntroduceerd.

Het reparatoire karakter is onmiskenbaar een van de strafdoelstellingen geworden. Dat het behartigen van de belangen van slachtoffers een primaire taak is van justitie komt ook tot uitdrukking in het nieuwe op stapel staande Wetboek van Strafvordering. In artikel 1.1.1.4 luidt: “Strafvordering geschiedt op een wijze die recht doet aan de belangen van het slachtoffer”. M.a.w. het opkomen voor de belangen van slachtoffers is nu eenmaal een kerntaak van de overheid vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering en in een slachtofferinformatie-richtlijn.

Het huidige Wetboek van Strafvordering voorziet in het verstrekken van (beperkte) informatie aan slachtoffers van delicten en wordt meestal pas verstrekt als het strafrechtelijk onderzoek is afgerond en de zaak op de strafzitting staat gepland.

Het enige wat vanuit de private partijen die zich professioneel opstellen en onderzoek verrichten op basis van een opdracht van een raadsman van een organisatie van gedupeerden is, dat de verkregen strafvorderlijke informatie eerder wordt verstrekt, dan pas op het einde van een afgerond strafrechtelijk onderzoek.

Maar wat als de strafzaak wegens capaciteitsgebrek niet wordt opgepakt of wat wanneer aan het einde van een jarenlang fraudeonderzoek de strafzaak wordt geseponeerd wegens bewijs- of beleidssepot?

Ook komt het in de rechtspraktijk geregeld voor dat de strafrechter vorderingen van benadeelde partijstelling van tientallen of honderden gedupeerden niet ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van deze individuele vorderingen een te grote claim zou leggen op de capaciteit van de rechtbank, waardoor de strafzaak tegen de verdachten ernstige vertraging zou kunnen oplopen.

Kortom ook al komt het tot een strafzitting, staan niettemin de gedupeerden na jarenlang wachten alsnog in de kou.

In Nederland wordt al strafvorderlijke informatie gedeeld met faillissementscuratoren die voorvloeien uit beslagleggingen, opdat de curatoren hun faillissementstaken voortvloeiende uit de Faillissementswet naar behoren kunnen uitvoeren, terwijl het strafrechtelijk onderzoek naar faillissementsfraude door opsporingsdiensten nog volop aan de gang is.

Roest betoogd tot slot nogmaals. Het kan toch niet zo zijn dat door capaciteitsgebrek bij het OM, criminelen ongemoeid worden gelaten, terwijl professionele private partijen in het kader van private opsporing staan te popelen om in actie te komen om criminele vermogens te traceren en criminelen civielrechtelijk aan te pakken.

“Ik denk dat een slachtoffer meer heeft aan een oplossing voor zijn probleem dan aan het oeverloos speuren naar een dader die aan de andere kant van de wereld zit.”

Aldus mr. Gerrit van der Burg, voorzitter is van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie in Nederland in het Algemeen Dagblad, 16 september 2017.

9. Politieke keuze

De keus die het nieuwe kabinet moet maken is simpel, of meer opsporings- en vervolgingscapaciteit of de mogelijkheden scheppen, waardoor gerichte informatieverstrekking aan private professionele partijen en facilitering mogelijk wordt. Het gezamenlijke doel is de geschade rechtsorde te herstellen door zoveel mogelijk het wederrechtelijk verkregen voordeel te traceren en gedupeerden schadeloos te stellen. Wanneer daar nog bijkomt dat criminelen kunnen worden getraceerd kan die informatie weer ten goede komen aan het ‘sluimerende’ opsporingsonderzoek. De hele samenleving is bij een dergelijke aanpak gebaat.

BIOGRAFIE ROEST

Frans Roest (1957) studeerde strafrecht en criminologie aan de Universiteit van Nijmegen. Van 1985 tot mei 2016 werkte hij bij het Openbaar Ministerie afwisselend als parketsecretaris en beleidsmedewerker. Vanaf mei 2016 is hij als fraudedeskundige werkzaam binnen de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

In 2009 publiceerde Roest het boek ‘Beleggen in gebakken lucht’, over het herkennen, bestrijden en voorkomen van fraude met beleggingsproducten’.

In zijn in november 2017 in het Engels verschenen E-book ligt de focus vooral op de ‘boilerroom fraude’, malafide call centers van waaruit consumenten door handige verkopers worden verleid te investeren in niet-bestaande beleggingsproducten. De titel van dit boek luidt, ‘Share Fraud & Boiler Room Scams Exposed’. Meer informatie is o.a te vinden op de website boilerroomfraud.be.

Analist.nl Nieuwsdienst: +31 084-0032-842
nieuws@analist.nl

Copyright analist.nl B.V.
All rights reserved. Any redistribution, duplication or archiving prohibited. Analist.nl doesn't warrant the accuracy of any News Content provided and shall not be liable for any errors, inaccuracies or for any actions taken in reliance thereon.